Japanse slangen vergaren gif van padden.

Biologen ontdekten een ongebruikelijke relatie tussen een Aziatische slang en giftige padden. De slang slaat het gif van zijn prooi op in zijn halsklieren. Zo gebruikt de slang het kwalijke goedje zelf om zich tegen aanvallers te verdedigen.

Rhabdophis tigrinus is een giftige waterslang die op verschillende Japanse eilanden voorkomt. Hij heeft niet alleen gifklieren in zijn bek, maar ook nog in zijn nek. Deze klieren draait het beest naar aanvallers toe om vervolgens gif over zijn belager uit te sproeien. Het goedje werkt irriterend op de slijmvliezen en bevat het zenuwgif bufadienolide, wat verwant is met het bekendere gif digoxine, uit vingerhoedskruid, en het op tropische gifkikkers aangetroffen curare.

Zeven biologen, zes Amerikaanse en een Japanse, onderzochten de herkomst van dit gif. Hun resultaten zijn in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS te lezen. De onderzoekers hebben meerdere redenen om aan te nemen dat de slang het vergif niet zelf maakt. Het spul komt voor op de huid van gifpadden, die op het menu van de slang staan – blijkbaar is hij niet gevoelig voor dat spul. De nekklieren van de slang zijn niet in staat om zelf gifstoffen aan te maken.
Bovendien bleek dat slangen die op een paddenvrij eiland leven, veel vaker vluchten als ze bedreigd worden. Zij hebben geen gifverdediging voorhanden.

Om zijn giftigheid te onderzoeken gingen de onderzoekers op drie verschillende Japanse eilanden op zoek naar de slang. Ze struinden het paddenvrije eiland Kinkazan af. Evenzo vingen ze slangen op het paddenrijke Ishima. Ook speurden ze op Honshu, het hoofdeiland van Japan, naar exemplaren. Op dit laatste eiland komen de gifpadden plaatselijk voor.

Uit chemische analyse van de klierinhoud van de gevangen slangen bleek een behoorlijk verschil in gehaltes paddenvergif. Bij de Kinkazan-slangen werd geen gif gevonden. In de Inhima-slangeklieren daarentegen troffen de onderzoekers aanzienlijk hoeveelheden aan. De slangen van Honshu lieten wisselende hoeveelheden paddengif zien.

De biologen waren ook erg geïnteresseerd in de nakomelingen van de verschillende eilandslangen. Eerst werden vier Honshu-slangen bestudeerd. Het gif werd in moeders noch kinderen aangetroffen. De net uitgekomen jongen werden op dieet gezet. Een deel kreeg vis en kikkers, voor de anderen stonden gifpadden op het menu. Na vijftien dagen werd bij de slangen op het paddendieet een klein beetje gif aangetroffen en na 64 dagen waren de klieren van deze groep flink met gif gevuld. Bij de groep die op vis en kikkers leefde bleef de gifstand op nul staan.

Vervolgens werden de nakomelingen van de andere eilandslangen onderzocht. Ook hier bleek een duidelijke relatie tussen voedselsamenstelling en de aanwezigheid van gif. De slangen die afkomstig waren van Kinkazan, het paddenloze eiland, bleken hun vaardigheid om gif te onttrekken aan hun prooi nog niet te zijn verloren. Op het paddendieet gezet, beschikten ook zij weer na een aantal dagen over een hoeveelheid vergif. Slangetjes die uit de eieren kropen die door Ishima-moeders waren gelegd, waren bij hun geboorte al voorzien van een basishoeveelheid gif. In de paddenrijke omgeving geven moeders de kinderen alvast een basisvoorraadje mee.

Het mechanisme waarmee de slang dit voor elkaar krijgt werd niet onderzocht. Toch leidden de onderzoekers uit de verschillen in chemische samenstelling af dat sommige gifstoffen onveranderd in de gifklieren van de slang terecht kwamen. Maar ook kwam het voor dat het tweedehandsgif een beetje van samenstelling was veranderd waardoor het nog schadelijker was geworden. Volgens de biologen is de manier waarop de slang het afweermechanisme van de pad gebruikt voor zijn eigen voordeel erg bijzonder. Het komt zelden voor dat gewervelde dieren het gif aan hun prooi weten te onttrekken om het vervolgens voor hun eigen verdediging in te zetten.

De Aziatische slang Rhabdophis tigrinus schaart zich in een heel kort rijtje van gewervelde dieren die deze truc machtig zijn. Twee pijlgifkikkersoorten halen de gifgrondstoffen uit kevertjes net als de Nieuw-Guinese vogel pitohui. Kikker anuran bedient zich van spinnen en de kousenbandslang van watersalamanders. Voor de Japanse padden is het extra sneu dat hun gif misbruikt wordt. Het spul is bedoeld als afweermiddel tegen roofdieren, maar hier faalt die verdediging jammerlijk. Deze slang blijkt zelfs liever giftige padden te eten dan andere prooidieren.


Deborah A. Hutchinson, Akira Mori, Alan H. Savitzky, Gordon M. Burghardt, Xiaogang Wu, Jerrold Meinwald en Frank C. Schroeder:

“Dietary sequestration of defensive steroids in nuchal glands of the Asian snake Rhabdophis tigrinus”, PNAS early edition, 29 januari 2007.
Geschreven voor VPRO’s Noorderlicht

Related Images: